donderdag 27 mei 2010

Vormsoorten, vormconcepten en ontwerpbeginselen van Iris

Duiker zocht altijd naar een evenwicht van hetgeen hij als de drie basisgegevens van het bouwen zag.

  1. Het gebruik van materialen volgens zijn structurele eigenschappen.
  2. Het toepassen van materialen en technieken, die de maatschappij in haar geheel tot nut konden zijn.
  3. En de ontwikkeling van een vorm die een bevrijdende uitdrukking van de geest was.

Hij stond bekend om zijn streven naar functionaliteit met een maximum aan licht, lucht en ruimte met behulp van technologische vernieuwingen wordt verbeeld door een betonskelet, voorzien van slanke stalen puien.

Vormsoorten: Verbinden/knopen en stapelen.

Knopen en verbinden, algemene informatie:

Voor ons visueel welzijn is het gewoon noodzakelijk dat we zien hoe iets in elkaar zit of hoe twee delen van iets bij elkaar gehouden worden. Is dat door de ontwerper duidelijk gemaakt door het goed in het oog laten springen van zijn verbinden en knopen, dan gaat er een geruststellende werking uit van het artefact. Het ook ziet graag hoe iets in elkaar is gezet. Het laten zien van verbindingen is daar een der middelen toe. Er zijn verbindingen die erop gericht zijn een grote stijfheid te bewerkstelligen. Er zijn ook verbindingen die bedoeld zijn om beweging mogelijk te maken. Deze twee begrippen kunnen apart voorkomen maar ze kunnen ook bij elkaar horen, in elkaar overlopen, elkaar overlappen, allemaal samenvallen of elkaar ontmoeten.

Het atomium in Brussel is de visuele uitleg van knopen en verbinden. De “bollen” staan symbool voor de knopen en de ijzeren staven daartussen voor de verbindingen. Ze zijn hol van binnen en zorgen ervoor dat het verkeer zich kan bewegen van de ene bol naar de andere bol. In de knopen vind de tentoonstelling plaats.

Verbinden kan ook plaats vinden door de ruimte eromheen af te sluiten. Er is dan geen materie aan te wijzen als verbinding, maar juist de open ruimte.

De verbindingen die te vinden zijn in de ontwerpen van duiker bestaan voornamelijk uit de kolommenstructuur. Dit verbindt de verschillende verdiepingen aan elkaar. Ook bestaan de verbindingen uit de massieve stukken beton die in de gevel verwerkt worden.

Stapelen:

Stapelingen maken een solide indruk, vooral als de elementen waarmee gestapeld is op zich zelf ook al robuust zijn. Bij de bouw van de tempels is altijd dankbaar gebruik gemaakt van dit gegeven, net als in de vorige eeuw bij de bouw van bankgebouwen. In het neoclassicisme werd de stapeling van stevige brokken steen geïmiteerd door stucwerk aan te brengen op een in werkelijkheid uit kleine baksteen opgebouwde muur. We zijn omring door stapelvormen. Als er in lagen gestapeld is, spreken we van gelaagde vorm.


De simpelste visuele uitleg van het begrip “stapelen” is in mijn optiek Stonehenge. Het werkt als een blokkendoos. Er zijn twee rechtopstaande rechthoekige blokken, waar horizontaal nog een blok op wordt gelegd.

Behalve het stapelen van werkelijke “materie”, kan er ook gedacht worden aan het stapelen van functies. Zo kan er bijvoorbeeld gestapeld worden naar niveaus van geluidproductie van de functies in die ruimtes. Duiker gebruikt stapelen in de vorm van verschillende verdiepingen, om deze scheidingen tussen de niveaus te verduidelijken gebruikt hij verschillende structuren in de gevel. Deze verschillende structuren bestaan voornamelijk uit glas en beton. Aan de ene kant wil hij op deze manier de scheiding verduidelijken. Anderzijds laat hij het kolommenskelet (de verbindingen) zien in de gevel, wat de indruk wekt dat het gebouw uit een massief stuk bestaat en niet op is gebouwd uit verschillende lagen. Hij gebruikt het stapelen om verschillende delen die op een bepaald niveau los van elkaar staan, te verbinden op een ander niveau. Ook stapelt Duiker zijn gebouwen op basis van functionaliteit, daarbij kan gedacht worden aan verschillende verdiepingshoogtes ter behoeve van de functies van de ruimtes of de openheid van de ruimtes.

Vormconcepten: Symmetrie en contrast.

Symmetrie:

Volmaakte symmetrie is lang niet altijd gewild. Natuurlijk zijn er prachtige symmetrische bouwwerken, maar over de totale geschiedenis van de bouwkunst zijn die betrekkelijk gering in aantal. Wie een protret componeert uit bijvoorbeeld alleen maar de linkerhelft van het gezicht van de mooiste vrouw ter wereld, met andere woorden: de rechterhelft laat bestaan uit het spiegelbeeld van de linkerhelft, die zal ervaren dat zo’n gezicht lang zo mooi niet is als het ware gezicht dat van nature altijd ongelijk is, dat wil zeggen: asymmetrisch is. Volledige symmetrie is saai. We weten dat balans, dat evenwicht niet identiek hoeft te zijn aan symmetrie.

Een voorbeeld van een compleet symmetrisch gebouw, wat we aan alle kanten zo kunnen bestempelen, is natuurlijk de Taj Mahal in India. Duiker heeft in beide gebouwen die wij geanalyseerd hebben een symmetrielijn gebruikt, alleen op een andere schaal per bouwwerk. De symmetrielijn bij het sanatorium “zonnestraal” ligt in het verlengde van het hoofdgebouw. De paviljoenen zijn hierbij schuin tegen deze as geplaatst en gespiegeld naar de andere zijde van de as. De symmetrielijn bij de openluchtschool in Amsterdam is de diagonaal door de binnenlokalen. Hieromheen is het schoolbord (de blinde wand), de open wanden, het trappenhuis en het buitenlokaal georganiseerd. Telkens vallen deze te spiegelen op deze lijn. Toch is deze lijn alleen terug te vinden op de verdiepingen, op de begane grond vinden we niets van deze lijn terug.

Contrast:

We ervaren de dag omdat er nacht is, wit omdat er zwart is, zacht omdat er hard is, binnen omdat er buiten is. Het een vormt het contrast van het ander. Contrast ontstaat als je een gouden broche exposeert in een pikdonkere expositiezaal en er alleen een bundeltje halogeenlicht op laat vallen. Contrast kan zo hevig worden opgevoerd dat het woord “dramatiseren”op zijn plaats is. Contrasten zijn er tussen ruw en glad, hoog en laag, dik en dun, rustig en onrustig, verticaal en horizontaal, organisch en geometrisch, koel en warm, stil en luidruchtig, met en zonder ornament.

Het contrast in deze foto is natuurlijk de kleurwerking, hierdoor ontstaat er ook gelijk een horizontale stapeling. Echter is het belangrijkste contrast wat Duiker probeert te laten vervagen: binnen – buiten. Hij probeert zowel in de school als in het ziekenhuis binnen naar buiten te halen, want hij gelooft dat dat mensen stimuleert, motiveert en misschien ook wel beter maakt. De twee verschillende structuren, glas en beton, waar zijn gebouwen altijd uit bestaan, vormen het grootste contrast in het gebouw. Ook de kolommen, die niet direct op de hoeken van de gebouwen geplaatst worden, zorgen voor een open ruimte wat het contrast tussen een “dichte” en een “open” gevel benadrukt. Dit contrast zorgt voor de grootste scheiding en verdeling in de gebouwen. Hier zitten voor het gevoel van de kijker de scheidingslijnen van de inrichting binnenin het gebouw.

Ontwerpbeginselen: Relatie tot tijdperk en beweging.

Relatie tot tijdperk:

Toen de Eiffeltoren gebouwd werd, was die constructie de volmaakte uitdrukking van de stand van de techniek van die dagen. De Eiffeltoren was de uitdrukking, de samenvatting, het resumé van wat er op dat ogenblik mogelijk was. De vorm van de Eiffeltoren staat in pure relatie tot de epoque waarin het stond. Om zulke vormen tot stand te brengen, is het nodig dat de ontwerpers ervan geloven in hun eigen tijd. Als zij er niet in geloven en in hun hart terugverlangen naar een vorig tijdperk, ontstaan de vormen van heimwee.

De rood – blauw stoel is nu het icoon van “De stijl”, een nieuwe kunstbeweging in die tijd. Het was compleet vernieuwend, al zeggen latere kunsthistorici dat deze stijl al veel eerder werd beoefend door andere architecten. Duiker heeft in zijn ontwerpen altijd een zeer vernieuwende stijl verwerkt. Hij werkt veel met glas en beton en probeert zijn ontwerpen aan de buitenkant zo simpel mogelijk te houden. Het gaat er namelijk niet om of het een geweldig mooi gebouw is, maar of het functioneel is. Of het gebouw een onderdeel kan worden van de omgeving eromheen. Dit houdt in dat hij buiten naar binnen haalt, en een zo transparant mogelijk gebouw neerzet. Echter betekend dit ook dat hij binnen naar buiten haalt en het is dan niet de bedoeling dat het een opzichtig gebouw wordt, maar een rust voor het oog, zoals een wandeling door de natuur.

Beweging:

Net zo goed als een ontwerp een spel kan zijn van richtingen, kan het ook bepaald zijn door beweging. Er zijn rechtstreekse bewegingen: de rechte lijn; onrechtstreekse bewegingen: de curve; er is ook de om zich zelf bewegende lijn: de kromme lijn. Beweging lijkt ontleend aan de danskunst maar er is voor de ontwerper geen enkel bezwaar om te ontlenen aan welke andere kunst dan ook. Neem alleen al de manier waarop de grote tuinarchitecten, bijvoorbeeld Burle Marx, bloembed na bloembed, grasveld na grasveld, de climax laat aankondigen.

Beweging kan in vele vormen voorkomen, daarom kan het ook in vele vormen verduidelijkt worden. Door een gebouw probeert de architect een beweging te creëren die voor de mens makkelijk is om te volgen en niet tegen zijn of haar verwachtingen ingaat. Als er een route zou ontstaan die niet natuurlijk (lees onprettig) aanvoelt, kan dat de hele sfeer in het gebouw verpesten, je hebt het gevoel alsof er iets niet klopt.

Er zijn twee bewegingssoorten die Duiker in zijn gebouwen verwerkt, die in de verschillende ontwerpen steeds weer aan bod komen. De eerste bewegingssoort is het uitnodigen van het publiek de niveaus af te dalen of te overstijgen. Omdat het niveaus zijn die net hoog of laag genoeg zijn dat je het achterliggende gedeelte niet kunt zien, worden ze interessant. Ook zitten hier weer functionele aspecten aan de beweging zoals bijvoorbeeld het verlagen van de gymzaal in de openluchtschool zodat er een plafond ontstond dat een hoogte kon bereiken van 5 meter, welke nodig was voor de te plaatsen toestellen.

De tweede bewegingssoort is het laten bewegen en motiveren van mensen om naar buiten te gaan, of in ieder geval binnen als buiten te ervaren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten